Jongeren - Aanvullende informatiekaart

 

 

Aanvullende vragen over ernstige arbeidsongevallen onder jongeren

In de informatiekaart ‘Ernstige arbeidsongevallen onder jongeren’ wordt een vergelijking gemaakt tussen jonge (15 tot en met 24 jaar oud) en oude slachtoffers (25 tot en met 65 jaar oud) van arbeidsongevallen. Hierbij wordt onder andere gekeken naar directe en achterliggende oorzaken van arbeidsongevallen en het letsel wat de slachtoffers van deze ongevallen hebben opgelopen. Naar aanleiding van deze kaart heeft het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) drie aanvullende vragen gesteld.

Relevante data over deze drie vragen zijn te vinden in bovengenoemde informatiekaart. Jongeren en ouderen zijn echter ook slachtoffer van andere soorten ongevallen (ongevalstypen). Jongeren zijn bijvoorbeeld vaker slachtoffer van ongevallen door contact met bewegende delen van een machine. Dit komt waarschijnlijk doordat zij deels andere taken uitvoeren. De aanvullende analyses op deze pagina zijn daarom uitgevoerd per ongevalstype. Hieronder beantwoorden we de drie onderzoeksvragen in het kort.

  • Speelt gebrek aan competentie een grotere rol bij ongevallen onder jongeren?
    In Storybuilder wordt competentie vaker aangevinkt als één van de achterliggende oorzaken voor arbeidsongevallen met jongeren dan voor ongevallen met oudere werknemers. Dat wil zeggen dat tekortkomingen op het gebied van competentie voor jongeren relatief vaker zijn vastgesteld. Dat verschil zien we ook als we dit per type ongeval bekijken. Dit verschil lijkt dus niet te komen doordat jongeren getroffen worden door andere arbeidsongevallen.

  • Is het letsel van jongeren anders?
    In de Storybuilder data lopen jongeren vaker blijvend (permanent) letsel op dan ouderen. Dit verschil tussen jongeren en ouderen hangt samen met het type ongeval (het soort werk dat wordt uitgevoerd). Jongeren zijn bijvoorbeeld relatief vaak het slachtoffer van arbeidsongevallen met machines. Vergeleken met andere typen ongevallen leiden deze ongevallen voor iedereen vaker tot permanent letsel. Het verschil tussen jongeren en ouderen voor wat betreft de ernst van het letsel kan daarom in ieder geval deels verklaard worden door een verschil in het soort werkzaamheden dat deze leeftijdsgroepen uitvoeren.

  • Speelt competentie vooral een rol bij ongevallen met gevaarlijke stoffen?
    Ongevalstypes die te maken hebben met gevaarlijke stoffen hebben volgens de Storybuilder database vaker een gebrek aan competentie als één van de achterliggende oorzaken dan andere ongevalstypen.

1. Speelt gebrek aan competentie een grotere rol bij ongevallen onder jongeren?

SZW merkt op dat in de Storybuilder database tekortkomingen op het gebied van competentie vaker worden aangevinkt voor arbeidsongevallen waarbij jongeren het slachtoffer zijn dan voor ongevallen met ouderen. Beide groepen worden echter ook slachtoffer van andere ongevalstypen, waarschijnlijk doordat zij deels andere taken uitvoeren. SZW vraagt daarom of het verschil tussen jongeren en ouderen ook wordt waargenomen als er binnen een bepaald ongevalstype wordt vergeleken.

Het is goed om te benoemen dat competentie niet één op één vertaalbaar is naar de mate van opleiding: competentie verwijst naar de kennis en vaardigheden van de personen die de taak moeten uitvoeren. Ook de selectie en trainingsprocedure van het bedrijf vallen hieronder. De werknemers moeten voldoende kennis hebben om hun taak goed uit te voeren en de juiste persoon moet op de juiste plek gezet worden. De werknemer moet voldoende kennis hebben om veiligheidsmaatregelen effectief te verlenen, te gebruiken, te onderhouden of deze te monitoren.

In de Storybuilder database is voor elke keer dat een belangrijke maatregel faalde nagegaan welke managementfactoren hierbij een rol speelden. Analisten hebben deze opgenomen in de database door per maatregel die faalde maximaal 3 factoren uit een lijst van 8 te selecteren. Naast tekortkomingen op het gebied van competentie zijn dit tekortkomingen op het gebied van: motivatie, betrokkenheid en alertheid; plannen & procedures; materiaal/materiaalbeheer; communicatie & coördinatie; tegenstrijdige belangen; ergonomie/man-machine interface; en de beschikbaarheid van mensen. De feitelijke competentie van medewerkers kan tijdens een ongevalsonderzoek niet uitputtend worden vastgesteld. Maar inspecteurs nemen op dit vlak wel vaak relevante tekortkomingen waar.

De grafiek onder ‘achterliggende oorzaken’ in de informatiekaart ‘Ernstige arbeidsongevallen onder jongeren’ geeft aan dat competentie bij 29% van de ongevallen met jongeren en 17% van de ongevallen met ouderen is aangevinkt. Over de hele Storybuilder database gezien wordt competentie dus vaker bij jongeren dan bij ouderen aangevinkt als één van de achterliggende oorzaken. Zoals gezegd is het mogelijk dat jongeren ander werk uitvoeren waarbij andere risico’s een rol spelen. Het is dus belangrijk om ook per ongevalstype te kijken of competentie als achterliggende oorzaak van ongevallen vaker voorkomt onder jongeren dan bij ouderen. In figuur 1 worden ongevallen met jongeren (links) en ouderen (rechts) per ongevalstype vergeleken. Hierbij is het percentage ongevallen per leeftijdscategorie weergegeven waarbij falende competentie een rol speelde (rood), geen rol speelde (blauw) of waar helemaal geen managementfactor was aangevinkt (grijs). Alleen de 12 ongevalstypen waarbij meer dan 100 ongevallen met jongeren plaats vonden zijn weergegeven.

Uit figuur 1 blijkt dat ook als per ongevalstype gekeken wordt, competentie vaker bij jongeren wordt aangevinkt als medeoorzaak voor ongevallen dan bij ouderen.

2. Is het letsel van jongeren anders?

SZW vraagt aanvullend of het letsel dat jongeren oplopen bij ongevallen verschilt van dat bij ouderen, ook als hierbij per ongevalstype wordt gekeken.

Verschillende typen ongevallen in Storybuilder leiden gemiddeld genomen tot sterk verschillende gevolgen voor slachtoffers (Bellamy, 2014). Ongevallen in besloten ruimtes zijn bijvoorbeeld relatief vaak dodelijk (23%) terwijl ongevallen door contact met bewegende delen van een machine relatief vaak leiden tot blijvend letsel (74%), bijvoorbeeld door amputatie van vingers in zaagmachines (Verdiepingsonderzoek machineongevallen). Het aandeel blijvend letsel is voor een val van een steiger dan weer veel lager (12%).

De grafiek onder ‘ernst van het letsel’ in de informatiekaart ‘Ernstige arbeidsongevallen onder jongeren’ geeft aan dat jongeren bij 38% van de ongevallen vermoedelijk blijvend (permanent) letsel oplopen waar dat bij ouderen 33% is. Over de hele Storybuilder database gezien lopen jongeren dus vaker (vermoedelijk) permanent letsel op dan ouderen. Het is mogelijk dat dit wordt veroorzaakt doordat jongeren vaker werk uitvoeren met een groter risico op permanent letsel. Het is daarom belangrijk om ook per ongevalstype te kijken of (vermoedelijk) permanent letsel vaker voorkomt onder jongeren.

Figuur 2 geeft per ongevalstype voor jongeren en ouderen weer welk percentage van de slachtoffers welk soort letsel heeft opgelopen (dodelijk, permanent, niet permanent of onbekend). Alleen de 12 ongevalstypen met meer dan 100 ongevallen met jongeren zijn weergegeven. Bij sommige ongevalstypen lopen jongeren vaker blijvend letsel op. Bij andere lopen juist ouderen vaker blijvend letsel op. En soms is het aandeel ongeveer gelijk. Zo is te zien dat bij “Contact met bewegende delen van een machine” de kans op permanent letsel hoog is. Dit geldt zowel voor jongere (74%) als oudere slachtoffers (74%). Er is hier geen groot verschil tussen de ernst van het letsel bij jongere en oudere slachtoffers.

Maar er zijn mogelijk meer jongere slachtoffers werkzaam binnen dit ongevalstype. Daarom is in tabel 1 weergegeven hoeveel procent van het totaal aantal slachtoffers per leeftijdscategorie slachtoffer is van een specifiek ongevalstype. Alleen de 12 ongevalstypen met meer dan 100 ongevallen met jongeren zijn opgenomen.

Tabel 1: Slachtoffers per ongevalstype als percentage van het totaal aantal slachtoffers per leeftijdscategorie
Ongevalstype Percentage jongeren per ongevalstype (%) Percentage ouderen per ongevalstype (%)
Aanrijding door een voertuig 4.5 4.6
Beknelling tussen een machine en een ander object 3.8 4.1
Contact met bewegende delen van een machine 27.8 20.0
Contact met een object dat wordt gedragen of gebruikt 2.8 2.4
Contact met handgereedschap 3.5 2.4
Contact met vallende objecten 12.2 9.7
Contact met wegvliegende voorwerpen 3.7 3.5
In/op een bewegend voertuig met verlies van controle 5.1 3.4
Val van dak, vloer of platform 8.4 7.6
Val van een steiger 2.7 4.3
Val van ladder of trapje 4.2 9.7
Vallende objecten bij hijswerkzaamheden 2.2 2.6

In tabel 1 zien we dat bepaalde ongevalstypen vaker bij jongeren voorkomen dan bij ouderen. Zo krijgen jongeren relatief vaker dan ouderen te maken met een ongeval met de bewegende delen van een machine (een verschil van 7,8 procentpunt). Ouderen vallen daarentegen relatief vaker van een ladder dan jongeren (verschil van 5,5 procentpunt).
Uit de tabel en figuur 2 samen valt op te maken dat het soort letsel en de ernst daarvan deels samenhangt met de verdeling van jongere en oudere werknemers over de ongevalstypen (het soort werk dat wordt uitgevoerd). Het verschil in het aantal slachtoffers dat permanent letsel oploopt kan daarom in ieder geval deels verklaard worden door het verschil in werkzaamheden tussen jongeren en ouderen.

3. Speelt competentie vooral een rol bij ongevallen met gevaarlijke stoffen?

De vorige twee vragen betroffen een analyse van de verschillen tussen ongevallen met jongere en oudere werknemers. Daarnaast vraagt SZW of falende competenties bij sommige ongevalstypen een grotere rol spelen dan bij andere. De tabel hieronder laat zien bij hoeveel procent van de slachtoffers van een bepaald ongevalstype competentie werd aangevinkt bij de ongevalsanalyse. Omdat niet ieder ongevalstype hetzelfde is, kan het aantal managementfactoren in de ongevalsanalyse per ongevalstype verschillen. Dat betekent dat niet alle percentages onderling vergelijkbaar zijn. Daarom is in de tabel ook het percentage van de slachtoffers weergegeven waarvoor minimaal één managementfactor faalde. Dit kan dus betrekking hebben op elke managementfactor en niet alleen op competentie. Daarnaast is het relatieve percentage slachtoffers met competentiefalen opgenomen. Dit is het percentage ongevallen waarbij competentie een rol speelde ten opzichte van het aantal ongevallen waarbij minimaal één managementfactor een rol speelde. Alleen de ongevalstypen waar meer dan 100 slachtoffers vielen zijn vermeld.

Tabel 2: Percentage slachtoffers per ongevalstype waar managementfalen in het algemeen en falende competentie in het bijzonder als achterliggende oorzaak een rol speelden
Ongevalstype Percentage slachtoffers waarbij enige vorm van managementfalen werd vastgesteld (%) Percentage slachtoffers met competentie falen (%) Relatief percentage slachtoffer met competentie falen
Contact met gevaarlijke stof zonder ongewenste uitstroming 89 42 48
Contact met gevaarlijke stoffen in een besloten ruimte 83 39 47
Uitstroming gevaarlijke stof uit een gesloten insluitsysteem 92 38 41
Vrijkomen van een gevaarlijke stof uit een open insluitsysteem 90 35 39
Explosie 84 31 38
Brand 88 32 37
Contact met bewegende delen van een machine 95 32 33
Vallende objecten bij hijswerkzaamheden 88 28 32
Contact met wegvliegende voorwerpen 79 23 29
In/op een bewegend voertuig met verlies van controle 88 25 28
Contact met elektriciteit 88 24 28
Val van een beweegbaar platform 86 21 25
Contact met vallende objecten 84 21 25
Val van een steiger 79 19 24
Fysiek contact met agressief persoon 77 19 24
Val van dak, vloer of platform 83 15 18
Contact met een object dat wordt gedragen of gebruikt 83 14 17
Beknelling tussen een machine en een ander object 88 15 17
Val van ladder of trapje 76 12 16
Contact met handgereedschap 85 14 16
Contact met hangende en/of zwaaiende objecten 83 14 16
Val van hoogte - onbeschermd 89 14 15
Geraakt door rollend of glijdend object 100 15 15
Val van een stilstaand voertuig 78 10 13
Val door een gat in de grond 81 9 12
Aanrijding door een voertuig 93 11 12
Extreme belasting van lichaamsdelen 67 7 10
Tegen iets aanstoten 84 8 9
Val op gelijke hoogte 64 4 6
Val van trap of helling 73 4 5

De tabel laat zien dat competentie als achterliggende oorzaak van een ongeval uiteen kan lopen van enkele procenten, zoals val van een trap, tot meer dan 40%, zoals bij contact met een gevaarlijke stof zonder ongewenste uitstroming. Daarbij scoren de ongevalstypes die te maken hebben met gevaarlijke stoffen hoger dan anderen. De vier ongevalstypen waarbij tekortkomingen op het gebied van competentie relatief gezien het vaakst bijdragen aan ongevallen hebben allen te maken met gevaarlijke stoffen.
Hierbij moet opgemerkt worden dat voor deze ongevalstypen een groter aantal verschillende veiligheidsmaatregelen relevant is. Door het grotere aantal maatregelen is op meerdere punten competentie nodig. Waardoor de kans ook groter is dat bij ongevallen met gevaarlijke stoffen falende competentie wordt aangevinkt.

Over de gegevens

De informatie op deze webpagina komt uit de Storybuilder database van het RIVM Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu). In deze database staan gegevens over meer dan 30.000 ernstige arbeidsongevallen. Deze arbeidsongevallen:

  •    zijn in Nederland gebeurd in de periode van 1998 tot en met 2014;
  •    hadden ernstige gevolgen en zijn gemeld bij de Nederlandse Arbeidsinspectie;
  •    zijn onderzocht door de Nederlandse Arbeidsinspectie;
  •    en zijn geanalyseerd door het RIVM.

Meer informatie over de Storybuilder database